Drie eenvoudige tips om veelgemaakte, beruchte taalfouten te voorkomen
Veel Nederlanders hebben moeite met foutloos schrijven. Of dat nu komt doordat Nederlands een relatief moeilijke taal is, doordat het onderwijsniveau in Nederland langzaam daalt of door een geheel andere reden, feit is dat we onze eigen taal soms maar ingewikkeld vinden. Met deze drie eenvoudige tips kun je ervoor zorgen dat je in ieder geval de meest gemaakte taalfouten voortaan voorkomt.
Sterke en zwakke werkwoorden, wel of geen hoofdletter en eindeloze rondjes op ’t kofschip: wie had er vroeger geen hekel aan taalles op de basis- en middelbare school? Ingewikkelde zinnen moest je tot op het bot ontleden om erachter achter te komen of iets nu een lijdend of toch een meewerkend voorwerp was. Pas dan kon je met zekerheid zeggen dat je ‘hun’ moest gebruiken – of toch ‘hen’? Om over het – overigens niet-bestaande – onwelvoeglijk voornaamzetsel nog maar te zwijgen!
In alle ernst: Nederlands is een moeilijke taal. We hebben bijvoorbeeld relatief veel onregelmatige werkwoorden ten opzichte van andere talen. We maken onderscheid tussen mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden, maar dat kun je dan weer lang niet altijd zien aan de hand van het lidwoord. Probeer tot slot maar eens aan een buitenlander uit te leggen wat het woord ‘er’ betekent en wanneer je het moet gebruiken. ‘Er staat een paard in de gang’ is correct, maar ‘in de gang staat er een paard’ niet; dan moet dat woordje ‘er’ verdwijnen. Waarom? Geen idee. Kortom: Nederlands is niet bepaald eenvoudig.
De beheersing van de Nederlandse taal staat onder moedertaalsprekers al een tijdje onder druk. Het leidt ertoe dat steeds meer ouders hun kinderen aanmelden voor bijles Nederlands en dat veel studenten bijspijkercursussen nodig hebben. Tijdens zulke cursussen en bijlespakketten worden eindeloos rijtjes gestampt, grammaticaregels ingebakken en dictees afgenomen. Maar wat nu als je zelf ook regelmatig tegen een taalfout aanloopt, maar geen tijd (of eerlijkheidshalve: zin) hebt om uitgebreide cursussen te volgen. Is er geen sluiproute naar foutloos schrijven?
Alle grammaticaregels uit je hoofd leren vaak niet nodig
Het goede nieuws is dat je echt niet alle taalregels uit je hoofd hoeft te kennen om redelijk foutloos Nederlands te kunnen schrijven. Op school is het je wel zo geleerd: eerst de zin ontleden, van ieder woord of iedere woordgroep de functie achterhalen en aan de hand daarvan de juiste spelling van bijvoorbeeld het werkwoord bepalen. Dan moet je dus inderdaad een hoop taal- en grammaticaregels kennen voordat je aan de slag kunt.
Er zijn echter ook andere manieren. Ezelsbruggetjes en ontzettend simpele foefjes. Sommige werken alleen als je moedertaalspreker bent, omdat ze een beroep doen op je taalgevoel. Ze zorgen er niet voor dat je de grammatica beter begrijpt, maar ze behoeden je wel voor veelgemaakte fouten. Drie van die veelgemaakte fouten zijn:
- D/t-fouten in werkwoorden;
- Zinnen die niet lopen omdat ze te lang zijn;
- Hun/hen door elkaar halen.
Benieuwd hoe je die kunt voorkomen? Heel eenvoudig:
Tip 1: Voorkom d/t-fouten door het werkwoord even te vervangen door ‘lopen’
De meeste mensen maken d/t-fouten in werkwoorden die van zichzelf al eindigen op een d (zoals ‘worden’) of in werkwoorden die geen ‘ge-‘ krijgen in hun voltooide vorm (zoals ‘verzekeren’ of ‘gebeuren’). Zoals de zin:
Als je op vakantie gaat, moet je je koffers goed verzeker… hebben
Typisch een woord waarbij veel mensen twijfelen tussen een d of een t. Uiteraard kun je de gehele zin ontleden, dan kom je erachter dat ‘verzekeren’ hier een voltooid deelwoord is en dat je dus ’t kofschip moet toepassen: de ‘r’ zit niet in ’t kofschip, dus wordt het een d. Maar wie heeft zin en tijd om die hele zin te ontleden?
De snellere methode werkt als volgt: vervang het werkwoord in kwestie in gedachten even door ‘lopen’ en kijk hoe je het zou vervoegen. Dan slaat de zin inhoudelijk nergens meer op, maar op basis van je taalgevoel weet je direct hoe de vork in de steel zit. Je zou er dan van maken:
Als je op vakantie gaat, moet je je koffers goed gelopen hebben
In ‘gelopen’ zit geen ‘t’, dus moet het een ‘d’ zijn. Dat is de regel. Geen ‘t’? Dan een ‘d’.
Vergelijk met de zin:
Hij verzeker… zijn koffers nooit als hij op reis gaat.
Hij loopt zijn koffers nooit als hij op reis gaat.
Dus: ‘verzekert’ met een ‘t’.
Tip 2: Zet punten in plaats van komma’s en maak het jezelf makkelijk
Veel taalfouten ontstaan ook doordat mensen de neiging hebben om lange zinnen te maken. Waarschijnlijk komt dat doordat ze veel informatie willen overbrengen en dat het liefst in zo weinig mogelijk zinnen willen stoppen. Het gevolg is dat er hoofdzinnen ontstaan met bijzinnen. Daardoor wordt een tekst niet alleen minder prettig om te lezen, maar ook onnodig complex.
Elke bijzin heeft namelijk zijn eigen onderwerp en gezegde, dus zijn er in één zin meerdere werkwoordsvormen waar snel een foutje in kan sluipen. Je kunt het jezelf vele malen eenvoudiger maken door elke komma te vervangen door een punt. Tenzij het gaat om een opsomming (Jantje, Pietje en Klaasje) – die komma’s mogen blijven. Haal de rest weg en je zult automatisch veel minder taalfouten maken.
Tip 3: Vervang hun/hen zoveel mogelijk door ‘ze’
Is het nu ‘hen’ of ‘hun’? Om te bepalen welke van de twee je moet gebruiken, heb je één van de moeilijkste taalregels van het Nederlands nodig. Zelfs professionele tekstschrijvers moeten hier soms even diep over nadenken. Gelukkig kun je 95 procent van de dilemma’s eenvoudig ontwijken.
Twijfel je tussen hen of hun? Kijk dan eerst of je het woord kunt vervangen door ‘zij’ of ‘ze’. Dus in plaats van:
Ik heb hen/hun mijn advies gegeven.
Schrijf je dan:
Ik heb ze mijn advies gegeven.
Uiteraard lukt dat foefje niet altijd. In sommige gevallen kun je ‘hen’ of ‘hun’ niet vervangen door ‘zij’ of ‘ze’. Het gaat dan vaak om het bezittelijk voornaamwoord ‘hun’:
Dat is hun boot.
In dat geval had je waarschijnlijk sowieso al niet getwijfeld.
Is het geen bezittelijk voornaamwoord, kun je geen ‘zij’ of ‘ze’ schrijven en twijfel je nog steeds? Gebruik dan ‘hen’. Op die manier zit je nagenoeg alle gevallen goed.
Zomaar drie ontzettend simpele trucjes waarmee je drie veelgemaakte taalfouten eigenlijk nooit meer hoeft te maken en waarvoor je geen ingewikkelde grammatica hoeft te leren. Het beste nieuws is nog: er zijn nog veel meer van dit soort trucjes voor andere beruchte taalfouten! Wil je daar meer over weten? Neem dan eens vrijblijvend contact met me op!

