Vijf opvallende taalfouten en communicatieve missers in 2022
Richting de kerstdagen kijk ik altijd graag even over mijn schouder, naar het jaar dat achter ons ligt. Als copywriter zijn het dan toch vaak de communicatie- en taalgerelateerde zaken die opvallen. Van irritante taalfouten tot complete communicatiemissers: dit is mijn top 5 van 2022.
Vooropgesteld: het woord ‘taalfout’ vat ik breed op. Het kan om echte grammaticale fouten gaan, om spelfouten, maar ook om zaken die vanuit communicatief oogpunt niet bepaald handig zijn. Daarbij heb ik speciale interesse voor trends: ontwikkelingen in de taal, langzame veranderingen die vorm krijgen.
Taal is namelijk geen dood, stilstaand object, maar leeft en ontwikkelt zich. Taalverandering komt dikwijls voort uit taalfouten: gebruikers maken dezelfde fout keer op keer, totdat die op een zeker moment gemeengoed wordt en niet meer als taalfout geldt. Dat is de reden dat ‘uitprinten’ tegenwoordig officieel een correct woord is, terwijl het tot voor kort een taalfout was: het moest ‘printen’ zijn, of ‘uitdraaien’. Die fout kon je trouwens omzeilen door ‘afdrukken’ te gebruiken, maar dat terzijde.
Genoeg ter introductie, tijd voor de top 5, overigens geheel in willekeurige volgorde. Komt ie.
1. ‘Hij wilt’: we worden slechter in ‘willen’ vervoegen
Een vreemd fenomeen: sinds een tijdje neemt het aantal Nederlanders dat het werkwoord ‘willen’ verkeerd vervoegt behoorlijk toe. Ik wil, jij wilt, hij/zij wil – dat is hoe het hoort. Maar steeds meer mensen schrijven én zeggen ‘hij/zij wilt’, met een foutieve t erachter. Maar waarom?
Het komt waarschijnlijk deels doordat ‘willen’ een raar werkwoord is. Vrijwel alle werkwoorden krijgen namelijk wel degelijk die t in de hij/zij-vorm: hij zwemt, hij speelt, hij loopt. ‘Willen’ is dan ook een onregelmatig werkwoord, met bovendien een zwakke (‘hij wilde’) als een sterke (‘hij wou’) variant in de verleden tijd. Die sterke variant zien we dan weer als informele (spreek-)taal. Dat terwijl we bij andere werkwoorden met zowel een sterke als zwakke verleden tijdsvorm (zoals ‘ervaarde/ervoer’) een voorkeur voor die sterke variant hebben.
‘Willen’ is dus eenvoudigweg een vreemd werkwoord en is het niet ondenkbaar dat ‘hij wilt’ ooit, in de toekomst, correcte taal wordt. Maar tot die tijd is het ‘hij wil’ en vinden we ‘hij wilt’ gewoon mateloos irritant.
2. Vastgeroeste corona-mededelingen onder zakelijke mails
Het is natuurlijk ontzettend geruststellend om te lezen dat een willekeurig tuincentrum of koffietentje zeer begaan is met ieders gezondheid. Maar die dikgedrukte, roodgekleurde teksten onder letterlijk elke (geautomatiseerde) mail mogen nu echt wel een keer weg. Ja, in verband met het coronavirus kunnen uw openingstijden zijn gewijzigd en het laatste nieuws daarover staat op uw site – dat weten we nu wel een keer.
Wat we nu ook weten is dat u uw mailtemplates al een tijdje niet heeft bijgewerkt en dat we dit deel van uw zakelijke e-mails rücksichtslos kunnen overslaan zonder te lezen. Niet precies wat je wilt bereiken met je zakelijke mails. Het aantal bedrijven dat deze meldingen nog gewoon aan heeft staan, is tamelijk schrikbarend. Werk aan de winkel!
3. ‘Elke dag een b’tje beter’: doe maar niet
Ze verschenen in de zomer ineens overal langs de snelweg: billboards met de tekst ‘Elke dag een b’tje beter’. Zonder bedrijfsnaam of afzender erbij. Het leidde tot (een klein beetje) speculatie over waar dit nu helemaal goed voor was of wat de afzender ermee wilde bereiken. Eind oktober kwam de aap uit de mouw: het bleek een marketinguiting van verzekeraar Besured te zijn. Met een ‘beetje beter’ (soms ook ‘beetje mooier’ of ‘beetje groener’) wilde Besured vooral duidelijk maken dat ze druk bezig zijn met duurzaamheid, maar ook met klanttevredenheid.
Naast wat lacherige reacties op social media en vooral heel veel desinteresse, kreeg Besured ook wat rake vegen uit de pan: zeggen dat je heel begaan bent met het milieu en duurzaamheid, maar vervolgens maandenlang energieslurpende, uitzichtbedervende billboards en reclamezuilen afhuren, dat zou Alanis Morissette ironisch noemen. Om over de lelijkheid van het taalgeintje 'b'tje' nog maar te zwijgen.
4. Minder ‘me’, alstublieft
‘Ik besef me’ en ‘me’ waar het ‘mijn’ moet zijn: het woord ‘me’ bewijst ons de laatste tijd een slechte dienst. Het lijkt wel of het vaker verkeerd wordt toegepast dan juist. Laten we afspreken dat we ‘me’ tot nader order gewoon niet gebruiken: daarmee helpen we sowieso die twee veelgemaakte taalfouten uit de wereld.
5. Letterlijk, maar dan figuurlijk
Kijk op een doordeweekse avond naar een willekeurig praatprogramma en je loopt zomaar het risico dat de ‘letterlijkjes’ je om de oren vliegen. Letterlijk betekent: naar de letter. Wanneer je iets letterlijk bedoelt, bedoel je exact datgene wat je zegt. Met dat in het achterhoofd, zomaar even drie praktijkvoorbeelden van afgelopen jaar:
- ‘Hij is letterlijk door de mand gevallen’
- ‘Die zijn nu letterlijk het spoor bijster’
- ‘Ze hebben letterlijk hun eigen glazen ingegooid’
Het woord ‘letterlijk’ verliest langzaamaan zijn, jawel, letterlijke betekenis. Het wordt in plaats daarvan meer een bijvoeglijk naamwoord met een versterkende functie, zoals ‘enorm’ of ‘ontzettend’. Diezelfde trend is trouwens in de Engelse taal aan de gang. Ergens is het zonde, want welbeschouwd verliezen we hiermee een woord. De taal wordt dus letterlijk armer. Kijk, zo moet het dus.
Gebruik ‘letterlijk’ dus zolang het nog kan, maar dan het liefst wel op de correcte manier!

